Laat het duidelijk zijn: deze week speelt zich af in de jungle van Sabah. We zien met eigen ogen de destructie van palmolieplantages en de schoonheid van de fauna en flora die er nog overblijft.
28/08/2017 – 03/09/2017
Maandag en dinsdag: Op weg naar Sepilok
Na een lokaal ontbijt met onze Airbnb hosts, worden we naar Kudat gebracht. Kudat is de enige stad in de omgeving, op zo’n 40 minuten rijden. Hier vertrekken de bussen naar Kota Kinabalu. Tijdens de rit naar Kudat praten we nog even over de verschillen tussen West en Oost. Daarbij komen de vooroordelen van de lokale inwoners waar onze host mee moet leven als “white person” aan bod: “Wow, you white people know how to eat rice?” Aangekomen in Kudat spreekt onze host één van de vele chauffeurs aan en regelt in het Bahasa een rit in een minivan. Handig!
Het busstation in Kota Kinabalu vanwaar de bussen vertrekken naar Sepilok ligt ver uit het centrum. We hebben een hotel geboekt op wandelafstand van het busstation zodat we morgenvroeg op tijd kunnen vertrekken.
Om acht uur ‘s morgens vertrekt de bus naar Sepilok. Het wordt een lange rit van zo’n zeven à acht uur. De bussen zijn hier niet zo comfortabel als in West-Maleisië en we zijn blij wanneer we in Sepilok kunnen uitstappen. Sepilok is eigenlijk niet echt een dorp. Het is een weg van 2,5 kilometer waar enkele reservaten liggen en een paar hotels. In één van de hotels zullen we de komende drie nachten overnachten. Het hutje is onverwacht netjes en modern, met airconditioning.
Woensdag: Orang-Oetans spotten
Het eerste reservaat dat we gaan bezoeken is het Orang-Oetan rehabiliation center. Twee weken geleden bezochten we al een gelijkaardige reservaat in Kuching. Het valt meteen op dat het hier wat grootser is aangepakt. Alle spullen moeten in lockers worden bewaard, enkel een fototoestel mag mee naar binnen en handen moeten gedesinfecteerd worden. De paden zijn aangelegd en er staan informatieborden. Om tien uur is het voedermoment. Alweer wordt er gevraagd voor stilte, maar dit blijkt opnieuw erg moeilijk voor de meeste mensen. Het duurt even voor de eerste en enige Orang-Utan een kijkje komt nemen.
Het ticket is de hele dag geldig. Na een deugddoende airco-pauze, keren we terug naar het reservaat voor het voedermoment in de namiddag. Er is veel minder volk en er komen drie orang-oetans naar het voederplatform, veel aangenamer dan in de voormiddag. Daarnaast spotten we er nog een paar door gewoon over het domein te wandelen. Zo moet het! Het domein is gigantisch en slechts een heel klein gedeelte staat open voor bezoekers. Het is immers de bedoeling dat de dieren zelfstandig leren op zoek gaan naar eten zodat ze op termijn in de jungle kunnen overleven.
Donderdag: Eekhorens en beren, geen vogels
Naast ons hotel ligt het Rainforest Discovery Center, een groot stuk jungle waar enkele wandelpaden zijn aangelegd. Er is ook een canopy walk, een wandeling over bruggetjes tussen de toppen van de bomen. Het doel is om kleurrijke vogels te spotten, maar we zien er niet veel. Wel kruipt er een Giant Tree Squirrel aan hoge snelheid voorbij. Dit is een eekhoorn ter grootte van een kat met lange pluizige staart.
In de namiddag bezoeken we het Sun Bear Conservation Center. Hier vangen ze de sun bear, of honingbeer in het Nederlands, op. Deze beer is kleiner dan de zwarte beer en wordt gekenmerkt door een gele krans rond de nek. Ze zijn heel schattig en worden daarom door de lokale bevolking als huisdier in een kleine kooi gehouden, wat tegenwoordig illegaal is. De beren worden bevrijd, verzorgd en daarna vrijgelaten in de jungle waar ze thuishoren. Het duurt niet lang of het begint te regenen tijdens ons bezoek. Deze beren houden van regen en het is zo schattig om ze te zien wandelen door de regen.
Vrijdag: Op naar een berg in de jungle
Rond de middag worden we opgehaald door Jason, één van de eigenaars van het Last Frontier Resort aan de Kinabatangan rivier. De rit duurt zo’n twee uur en we maken kennis met de twee Britse mannen met wie we de auto delen. Jason vertelt dat de mede-eigenaar een Belg is. Wat een toeval!
Het hotel ligt op een heuvel in de jungle en we moeten maar liefst 600 trappen trotseren eer we de top bereiken. Maar het loont. Het is stil en gelukkig ook wat frisser. Na een opfrisbeurt, mogen we meteen onze voeten onder tafel schuiven en smullen we van een lekkere spaghetti. Je kan niet geloven hoe goed dat dit smaakte.
Daarna is het tijd voor onze eerste cruise over de Kinabatangan rivier. In en rond de rivier leven vele dieren. De reden is heel triest. Door de steeds uitbreidende palmolie plantages, is er enkel nog jungle te vinden aan de ene kant van de rivier. De dieren kunnen met andere woorden geen kant meer uit. Onze gids, Bonbon, is duidelijk getraind in het spotten van dieren. Hij spot de dieren van zo ver, ongelooflijk. We cruisen voorbij veel Long Tail Macaques, van schattige jonge aapjes tot volwassen aapjes. Ook zien we een aantal neusapen en twee Silver Leaf Monkeys.
‘s Avonds smullen we van een heuse driegangen maaltijd met maïssoep als voorgerecht. We realiseren ons dat het allicht geleden is van afgelopen Kerstmis dat we nog echte soep aten. Ook hier is er geen of weinig telefoonbereik dus we spelen een aantal rondes Monopoly Deal met onze Britse vrienden.
Zaterdag: Wandelen in de jungle en varen over de Kinabatangan rivier
Als ontbijt krijgen we pannenkoeken met banaan voorgeschoteld. De presentatie is super mooi en bovendien is het ook nog eens heel lekker. Die calorieën zijn nodig voor de jungle trekking die we dadelijk gaan maken. We wandelen naar een uitzichtpunt waar we een goed zicht hebben op de rivier. Helaas wordt het hier ook echt duidelijk hoe groot de schade is van de palmolieplantages. Bonbon vertelt hoe hij het landschap heeft zien veranderen de afgelopen 15 jaar. Het relatief kleine stukje jungle dat er nog over is, wordt gelukkig beschermd.
In de late namiddag stappen we opnieuw in de boot. Dit keer varen we naar de andere richting. Er staat een zalig windje en het lijkt wel alsof we in een natuurdocumentaire zijn gestapt. We spotten geen Orang-Oetan, maar wel zeer veel neusapen en makaakaapjes. Zelfs een kleine krokodil die ligt te zonnen op de oever van de rivier. En een zeer grote lizard in de bomen. Alsook de Kingfisher, een prachtige kleurrijke vogel.
‘s Avonds maken we kennis met Gert, Belg en mede-eigenaar van het resort. Hij vertelt dat hij van Wortel afkomstig is (off all places!) en elf jaren geleden verhuisde naar Maleisië. Hij stampte het resort van nul uit de grond. Het blijft frappant hoe een Belg hier terecht komt. We wisselen verhalen uit over reizen en de aangename en minder aangename kantjes van Maleisië. Erg interessant!
Zondag: Struinen door Sandakan
Onze tijd in het Last Frontier Resort zit erop. Gert brengt ons naar Sandakan en we worden veilig en wel afgezet aan ons hotel. Sandakan werd tijdens de tweede wereldoorlog volledig vernietigd en daarna terug opgebouwd. Bijgevolg is er weinig charme te vinden in deze stad, het is duidelijk een praktisch stad. We vleien neer op een dakterras met een mooi zicht op zee en gaan daarna nog eens naar de cinema. Dat moet toch ook alweer geleden zijn van in de Filipijnen.
Volgende week nemen we afscheid van Maleisië en reizen we verder naar Thailand. Na een paar dagen Kanchanaburi, zorgen we dat we in het weekend in Bangkok zijn. Zondag arriveren namelijk mijn vriendin Valentien en haar vriend in Bangkok. Ik kijk er al naar uit!
Spaghetti eten in de jungle, lekker! Tussen de foto’s zat een ons bekende soort. De homo hypersapiens zeker? Nu naar bekende oorden en bekende mensen ontmoeten. We blijven het opvolgen.